Ontwikkelingslijnen

Sociaal – emotionele ontwikkeling bij het Jonge Kind
Sociale vaardigheden van kinderen zijn cultureel bepaald. Het draait erom dat je op het juiste moment sociaal wenselijk gedrag vertoont.  Om tot leren te komen hebben kinderen een goede motivatie, goede controle over zichzelf en een positieve zelfwaardering nodig.
Kleuters die beginnen op de basisschool moeten hun sociale vaardigheden nog opbouwen, om relaties aan te gaan met andere kinderen. In deze fase ontwikkelen kinderen hun zelfbeeld. In deze periode onderschatten de kinderen zichzelf nog. De kinderen baseren deze opvattingen over zichzelf op eigen waarneming, maar ook door het gedrag van ouders, cultuur en de maatschappij. Kinderen in deze leeftijd verschillen onderling in karakter, temperament en hun persoonlijkheid. Dit komt onder andere door imitatie van volwassenen. Dit speelt een belangrijke rol bij de sociale interactie. 
In die leeftijd spelen kinderen nog naast elkaar en niet met elkaar. In het begin spelen kinderen ongestructureerd met elkaar, maar naar mate de kinderen ouder worden spelen zij gestructureerd met elkaar. Dit houdt in dat kinderen regels hebben tijdens het spelen. Deze regels worden de kinderen na geleefd.  Wel sluiten de kinderen vriendschappen met elkaar, deze vriendschappen worden gebaseerd op vertrouwen en gemeenschappelijke interesses. Op de basisschool start voor kleuters het leren om gaan met jezelf in relatie tot een ander.  Het spel wordt daardoor constructiever en de sociale vaardigheden van de kinderen worden steeds belangrijker.

 De sociale vaardigheden die een kleuter ontwikkelt  in deze periode zijn:
·         De gedachten van andere kinderen leren begrijpen.
·         De gevolgen van zijn eigen  sociale handelen inzien en de consequenties accepteren
·         Om leren gaan met negatieve gevoelens.  Emoties op gepaste wijze uiten.
·         Duidelijk communiceren naar mede leerlingen en volwassenen en reageren op anderen.
·         Gesprekken voeren met anderen.

Naar mate kinderen ouder worden verandert de manier waarop zij zichzelf zien. In deze leeftijdsfase zitten de kinderen in de vlijt versus minderwaardigheid. Dit houdt  in dat kinderen competenties gaan ontwikkelen om problemen met ouders, leeftijdgenoten,  school en de wereld om hen heen zelfstandig op kunnen gaan lossen. Zo gaan de kinderen een plek verwerven in hun sociale wereld.
In deze leeftijdsfase beoordelen kinderen hun gedrag  door middel van sociale vergelijkingen. Een ouder kind kan zich in situaties inleven en kan  gevoelens van andere kinderen beoordelen en begrijpen. Het kind kan het andere kind tegemoet komen, omdat hij dat kind begrijpt. In deze periode ontwikkelen kinderen hun gevoel voor eigenwaarde. Als kinderen vaak een positieve ervaring mee maken dan groeit de eigenwaarde van het kind. Indien dit niet zo is, dan komt het kind in een cyclus van mislukkingen.
Bij kinderen in de schoolleeftijd verandert de mate en het soort vriendschappen. De vriendschappen hebben in deze leeftijd verschillende stadia.  In het begin vinden de kinderen elkaar aardig en brengen samen veel tijd door.  De vriendschappen worden intenser en er wordt rekening gehouden met elkaars karaktereigenschappen. In het laatste stadium wordt er belang gehecht aan loyaliteit en intimiteit. In deze leeftijdsfase doet een kind veel sociale ervaringen op met leeftijdsgenoten en volwassenen.  [1],[2]

De sociale vaardigheden waar  kinderen in groep 3 en 4 ontwikkelen zijn:
·         Worden bewust van traditioneel cultuurbezit
·         Heeft behoefte om, om te gaan met leeftijdsgenoten
·         Is  minder afhankelijk van zijn moeder
·         Vergelijkt zijn huis met andere kinderen
·         Ontwikkelt het schaamtegevoel zich, voor angsten en fouten
·         Probeert conflicten met anderen te vermijden
·         Kan zichzelf doelen opleggen en een taak uitvoeren.

De school speelt ook een belangrijke factor in het sociale proces van kinderen. Op school moeten kinderen hun sociale ontwikkeling ononderbroken doorlopen. Dit houdt in dat kinderen impulsen voor hun sociale ontwikkeling kunnen vinden. Daar staat tegenover dat de school veiligheid moet bieden, om de ontwikkeling van het kind niet in de weg te staan.
 De volgende voorwaarden zijn van belang volgens het WSNS:
·         Het kind is in staat om zijn ouders los te laten en zich te richten op een minder bekende volwassene.
·         Het kind moet de autoriteit van andere volwassene accepteren.
·         Het kind moet zich thuis voelen en kunnen functioneren in groepsverband.
·         Het kind moet accepteren dat er een externe beoordelingsstructuur bestaat.
De bovenstaande sociaal – emotionele  voorwaarden zijn van invloed op het gedrag van een kind in de klas. [3],[4]



De cognitieve ontwikkeling bij het Jonge Kind
Wat is cognitieve ontwikkeling?
Volgens de van Dale betekent het de ontwikkeling van het verstand.
‘Baby’s komen op de wereld met een aangeboren vermogen om te denken en de wereld om hen heen te (leren) begrijpen. Dit vermogen tot (leren) denken noemen we cognitieve ontwikkeling. Bij onderzoek naar de cognitieve ontwikkeling, kijkt men naar hoe kinderen kennis verwerven, verwerken, opslaan en toepassen. De centrale vraag daarbij is, welke veranderingen er gedurende die ontwikkeling in het cognitieve functioneren optreden. Ook onderzoekt men welke factoren in het kind zélf voor die veranderingen verantwoordelijk zijn. Het gaat dus niet alleen om de vraag hoe de cognitieve ontwikkeling als proces verloopt, maar ook om de vraag: hóe leert een kind? (Klamer, 2009, 103).’

Jean Piaget was een Zwitserse psycholoog/bioloog die zich heeft verdiept in de cognitieve ontwikkeling van kinderen. Zijn ideeën hebben grote invloed gehad op dit terrein.
‘Volgens van Geert (1997) beschrijft Piaget twee essentiële ontwikkelingsmechanismen: adaptatie en equilibratie. Adaptatie betekent dat het cognitieve systeem, het denken, zich voortdurend aanpast aan de omgeving, en bij die aanpassing rekening houdt met het reeds verworven begrip en inzicht. Binnen de adaptatie onderscheiden we de assimilatie – de aanpassing van de informatie aan het ontwikkelingsniveau – en de  accommodatie – de aanpassing van het ontwikkelingsniveau aan de informatie. Het tweede mechanisme is de equilibratie: het vertegenwoordigt het eenheid en samenhang zoeken van het cognitieve systeem. Ieder nieuw inzicht, en dus ook iedere nieuwe twijfel, moet in verband worden gebracht met de reeds aanwezige kennis, inzichten en vaardigheden.’

In de theorie van Piaget zijn vier fasen te onderscheiden binnen de ontwikkeling van het verstand. De eerste fase is de sensomotorische fase (van 0 tot 2 jaar). Daarna komt de pre-operationele fase (2 tot 7 jaar), vervolgens de concreet operationele fase (7 tot 12 jaar) en uiteindelijk de formeel operationele fase (vanaf 12 jaar). Wij zullen de tweede fase kort toelichten omdat die fase van belang is bij het jonge kind.

Bron: http://kijkopleerlingenleren.wikispaces.com/
De pre-operationele fase is de periode waarin een kind symbolische functies leert kennen en herkennen. Taal is hier een goed voorbeeld van. Verder is de fantasie in deze fase volop aanwezig. Zo geloven kinderen dat er daadwerkelijk kaboutertjes bestaan. Kenmerkend is het plezier dat kinderen hebben in het doen-alsof-spelletjes, waarbij ze vadertje en moedertje spelen, of symbolisch spel, waarbij stoelen een trein voorstellen, en een rij achter elkaar aan gelegde boeken een brug. Dit zelfstandig creëren van symbolische relaties is een belangrijke cognitieve vorm van leren van deze fase. Volgens Klamer (2009) denkt het kind concreet en kan het zich maar op één aspect tegelijk richten.  ‘Het kind bekijkt alles vanuit één standpunt, de onmiddellijke globale waarneming. Piaget spreekt van pre-operationeel denken omdat het kind niet in staat is het verloop van de handeling, de operatie, voor te stellen (Heemstra-Hendriksen, 2006, 25).’Ondanks zijn baanbrekend werk heeft Piaget veel kritiek gekregen.
Bijvoorbeeld omdat hij weinig aandacht heeft voor de rol van de opvoeders en de omgeving van het kind. Evenmin houdt hij veel rekening met invloeden van de omstandigheden waarin de kinderen leven. En in zijn theorie is weinig ruimte voor kinderen die zich anders dan ‘gemiddeld’ ontwikkelen. Op basis van die kritiek, ontstonden er nieuwe ideeën over de cognitieve ontwikkeling.
Eigenlijk wijken die niet wezenlijk af van die van Piaget, ze bouwen er eerder op voort en bieden aanvullingen.
Belangrijke theorieën zijn afkomstig van Vygotsky, Bruner en Bandera. Volgens hen komt de cognitieve ontwikkeling tot stand via interactie met mensen.
‘Kinderen leren dus van de mensen om hen heen. Dit betekent, dat kinderen de mensen om hen heen observeren en hen vervolgens gaan imiteren. Dit heet modelling. Als leidster of ouder herken je dat: je bent voor kinderen absoluut een ‘model’! Spiegelt een kind zich aan jou, dan noemen we dat observationeel leren. Dat doet een kind trouwens alleen wanneer je iets zegt of doet wat aansluit op zijn begripsvermogen of al bestaande kennis. Een kind weet dat een vogel vliegt, omdat zijn moeder dat verteld heeft. Als er dan een vliegtuig overkomt, is de kans groot dat het kind het vliegtuig in eerste instantie een ‘vogel’ zal noemen. Zijn moeder zal dit corrigeren en het vliegtuig op de juiste manier benoemen. Het kind breidt daarmee zijn kennis van ‘dingen die vliegen’ uit. Door volwassenen bezig te zien, leren kinderen op alle ontwikkelingsgebieden. Ze weten hoe de radio aan en uit moet, omdat ze jou dat zien doen. Ze weten dat ze met een speelgoedboor een ‘gaatje’ in de muur kunnen maken. Ze doen met hun pop, wat ze hun moeder met hun babyzusje zien doen. Dat een auto vóóruit gaat, hoef je hen niet uit te leggen.
Ook normen en waarden leren kinderen van de volwassenen om hen heen. Wat je als ouder of leidster belangrijk vindt, leef je het kind vóór. Je drukt het uit in woorden, gedrag, bepaalde leefgewoonten of -rituelen en in de keuzes die je maakt voor het kind. Je bepaalt bijvoorbeeld wat het kind ‘mag’ en wat het ‘niet mag’.
Leren is ook een proces dat te maken heeft met het denkvermogen en met informatieverwerking. Het bestaat uit een proces van informatie tot je nemen, informatie opslaan, ordenen, verbanden leggen tussen aanwezige en nieuwe informatie, die in structuren plaatsen, en informatie toepassen en verfijnen. De theorie over leren legt de nadruk op de cognitieve eisen waaraan een kind moet kunnen voldoen. Deze zijn op iedere leeftijd weer anders. Dit alles is geïnspireerd op de ideeën van Piaget (Zwiep, 9).’


Literatuur:
Drs. C. Dietvorst,  Drs. R. van Velthoven (1997). Begeleiden van ontwikkeling in theorie en onderwijspraktijk,  Uitgeverij  Samsom H.D. Tjeenk Willink, Alphen aan de Rijn.
Hoofdstuk 5 blz. 273, het leven begint bij vier.


Feldman, R.S. (2005). Ontwikkelingspsychologie. Uitgeverij Pearson Education Benelux
Deel 3 blz. 296, De sociale ontwikkeling en persoonlijkheidsontwikkeling in de peuter en kleutertijd
Deel 4 blz. 390, De sociale ontwikkeling en persoonlijkheidsontwikkeling in de schooltijd

Heemstra-Hendriksen, L. (2006). Het verhaal van het kind. ThiemeMeulenhoff, Utrecht/ZutphenLamers, T. (2009). Het jonge kind. Uitgeverij Esstede, Heeswijk – Dinther
Hoofdstuk 6 blz. 122 t/m 125, ontdekken van het eigen ik, competent omgaan met leeftijdsgenoten, sociale- emotionel ontwikkeling in de schoolleeftijd.

Zwiep, C. De ontwikkeling van het jonge kind. De cognitieve ontwikkeling. Leren als proces. K&P opleidingen.

Internet sites:


Ontwikkelingslijn sociale ontwikkeling
Doel:  zelfvertrouwen en weerbaarheid:
·         Zelfvertrouwen is afhankelijk van het beeld dat het kind over zichzelf heeft, het zelfbeeld. Dit beeld wordt gevormd door anderen die het kind een spiegel voorhouden. Door kinderen naar zichzelf te laten kijken, door middel van kritiek en positieve benadering, wordt het zelfbeeld van het kind gevormd.
Groep 1/2 :
·         Tussendoel: door het toenemende ik besef vragen de kinderen om veel ondersteuning om tot een realistisch en positief zelfbeeld  te komen.
-          De kinderen leren dat elk kind uniek is.
Groep 3/4:
·         Tussendoel:  door het toenemende ik besef gaan kinderen steeds meer reflecteren op zichzelf: mogelijkheden, beperkingen, kenmerken, wensen, gevoelens en eigenschappen.
-          De kinderen ontdekken hun eigen mogelijkheden, kenmerken, wensen, gevoelens,  beperkingen en voorkeuren

Doel: Gevoelens van zichzelf en van anderen:
Gevoelens heb je de hele dag door. Op school kunnen we niet om die gevoelens heen. Het gaat dan om de emoties van de kinderen, maar ook om onze eigen emoties.  Deze gevoelens kunnen we niet negeren. Doen we dat toch dan kunnen de schoolprestaties daaronder leiden. Wel zijn twee zaken van belang bij het omgaan met gevoelens:  kinderen verschillen van elkaar en vergeet niet rekening te houden met diegene die zijn emoties uit.
Groep 1/2:
·         Tussendoel:  door het toenemende ik besef  worden kinderen bewust van hun eigen kwetsbaarheid. Hierdoor zouden ze nog weleens last van angstgevoelens kunnen krijgen.
-          Kinderen gaan bewust om met gevoelens en kunnen deze voor anderen begrijpelijk uiten
-          Kinderen staan open voor gevoelens van anderen
Groep 3/4:
·         Tussendoel: door steeds meer te reflecteren op zichzelf: mogelijkheden, beperkingen, kenmerken, wensen, gevoelens en eigenschappen.
-       Kinderen gaan bewust om met gevoelens en kunnen deze voor anderen begrijpelijk uiten
-       Kinderen staan open voor gevoelens van anderen
-       Kinderen kunnen zich inleven in anderen

Doel: Inleven in een ander:
Als kinderen in de huis van andere kinderen kunnen kruipen, zijn zij beter instaat om de ander te begrijpen, aan te moedigen, te helpen,  te troosten en rekening met hen te houden. De kinderen nemen een daarin een rol aan.
Groep 1/2 :
·         Tussendoel:  eenvoudige gevoelens
-       Kinderen kunnen eenvoudige gevoelens ( blij, boos,verdrietig) bij anderen waarnemen en benoemen, indien deze emoties duidelijk worden getoond
-       Kinderen kunnen eenvoudige gevoelens zien en verwoorden in een bepaalde situatie
-       Kinderen weten dat gevoelens in een bepaalde situatie opgeroepen kan worden, dat houdt in dat deze gevoelens niet voor iedereen op dezelfde wijze geuit wordt en dat deze gevoelens niet voor iedereen gelijk is
-       Kinderen kunnen zich gaande weg verplaatsen in gevoelens van anderen
·         Tussendoel:  zintuiglijke waarneming. Dit begint zich bij oudste kleuters langzaam te ontwikkelen
-       Kinderen zien dat uit verschillende standpunten niet hetzelfde wordt waargenomen
-       Kinderen zien in dat plaatsaanduiding (voor, naast, achter) van relatief zijn, afhankelijk van hun positie
·         Tussendoel:  de vaardigheid om de bedoeling van anderen te achterhalen. Dit komt bij kleuter langzaam tot ontwikkeling.
-       Kinderen kunnen de bedoeling van anderen waarnemen en beschrijven. Dit in situaties waarin dit duidelijk naar voren komt
-       Kinderen kunnen de geuite bedoelingen van een ander verklaren
Groep 3/4:
·         Tussendoel:  naast eenvoudige gevoelens krijgen de kinderen nu ook complexere gevoelens binnen hun bereik.
-       Kinderen kunnen een emotionele reden geven voor iemands gedrag
-       Kinderen kunnen zich verplaatsen in gevoelens van anderen
-       Kinderen kunnen in hun eigen gedrag rekening houden met gevoelens en de situatie van anderen
·         Tussendoel: zintuiglijke rolneming. Komt in deze fase tot volledige ontwikkeling
-       Kinderen kunnen zich voorstellen wat een ander waarneemt vanuit een andere positie
·         Tussendoel: de vaardigheid om zich in te leven op de bedoelingen van een ander en hun gedrag hierop afstemmen leren de kinderen op deze leeftijd steeds beter.
-       Kinderen kunnen hun eigen gedrag afstemmen op die van een ander
·         Tussendoel: de vaardigheid conceptuele rolneming komt in deze leeftijdsfase langzaam tot de ontwikkeling.
-       Kinderen kunnen gedachten van personen uit verhalen verklaren
-       Kinderen kunnen zich verplaatsen in de gedachtegang van anderen en deze toepassen in spelsituaties.
Doel: waarden en normen:
Normen en waarden geven richting aan ons bestaan. Ze beïnvloeden ons in ons doen en laten, ons zelfbeeld en zelfvertrouwen, onze relaties met anderen.
Groep 1/2 :
·         Tussendoel: de kleuter brengt zijn eigen wereld met zich mee. Met name op school komt het kind in aanraking met andere opvattingen en gewoonten.
-       Kinderen zien in dat thuis, op school en op straat andere regels gelden.
Groep 3/4 :
·         Tussendoel: doordat kinderen onafhankelijker worden, gaan ze hun eigen gedrag en het gedrag van anderen ethisch beoordelen.
-       Kinderen zien in dat regels door mensen zijn bedacht en dat deze mensen de regels kunnen veranderen of afschaffen

Doel: conflictsituaties oplossen:
Conflicten binnen klassen zijn aan de orde op een schooldag. Kinderen moeten leren in kleine ruimte samen te leven en samen te werken. Ruzies zouden de sfeer in de klas kunnen verpesten. Daarom moet je conflicten niet uit de weg gaan. Door kinderen in aanraking te laten komen met conflicten, leren ze hoe ze hiermee ermee om kunnen gaan.
Groep 1/2 :
·         Tussendoel: om leren gaan met conflicten, regels en afspraken
-       Kinderen zien in hoe conflictsituaties in eigen ontstaan en welke oplossingen mogelijk zijn
Groep 3/4 :
·         Tussendoel: in deze fase imiteren de kinderen zich nog sterk met hun ouders of verzorgers. Door zich te gaan  identificeren doen de kinderen ervaringen op met agressief gedrag, conflicten, wedijver, opkomen voor eigen recht en rekening houden met anderen.
-       Kinderen zien in hoe conflictsituaties in eigen ontstaan en welke oplossingen mogelijk zijn
-       Kinderen zien dat conflicten ontstaan door tegenstellingen in belang, opvatting en gevoelens
Doel: relaties en seksualiteit:
 De kinderen van tegenwoordig komen door middel van de media, ervaringen thuis of op straat in aanraking met positieve en negatieve aspecten van relaties en seksualiteit. De kinderen zouden op school vragen hierover kunnen stellen, mits daar ruimte voor is. Deze ervaringen mogen vooral niet in de doofpot gestopt worden, vanwege een taboe sfeer.
Groep 1/2 :
·         Tussendoel:  jonge kinderen uiten zich op deze leeftijd veel met hun lichaam en hebben er behoefte aan om geknuffeld te worden. langzaam wordt hen duidelijk dat zij een jonge of een meisje zijn. Ze worden nieuwsgierig naar het lichamen van de anderen.
-       Kinderen ontdekken dat iedereen uniek is met eigen kenmerken, voorkeur, gevoelens
-       Kinderen weten dat er verschillende gewoonten bestaan over bloot
-       Kinderen beseffen dat mensen kussen, elkaar aanraken of een andere vorm van seksueel gedrag vertonen, omdat ze van iemand houden of omdat ze het prettig vinden
Groep 3/4 :
·         Tussendoel: langzaam wordt hen duidelijk dat zij een jonge of een meisje zijn. Ze worden nieuwsgierig naar het lichamen van de anderen. In hun spel houden kinderen zich mee bezig met sekserollen en oriënteren zich op rol gedrag van volwassenen. In deze fase ontwikkelen kinderen het schaamte gevoel. In het openbaar willen ze niet meer naaktgezien worden. ook gebruiken de kinderen mee vieze woorden in deze leeftijdsfase.
-       Kinderen beseffen dat vriendschappen kunnen verschillen in aspecten als leeftijd, geslacht en belangstelling, maar dat vertrouwen en respect voor elkaar als basis dienen.
-       Kinderen kennen verschillende samenlevingsvormen en weten dat de samenstelling door verschillende oorzaken veranderd kan worden.
-       Kinderen beseffen dat mensen kussen, elkaar aanraken of een andere vorm van seksueel gedrag vertonen, omdat ze van iemand houden of omdat ze het prettig vinden
-       Kinderen weten dat er verschillende gewoonten en opvattingen bestaan over bloot
-       Kinderen kennen de naam en de functie van het geslachtorganen en kenmerken van jongens en meisjes
-       Kinderen weten hoe de voortplanting verloopt[5]

[1] Het jonge kind, 2009,Theo lamers, Uitgeverij Esstede, Heeswijk – DintherHoofdstuk 6 blz. 122 t/m 125, ontdekken van het eigen ik, competent omgaan met leeftijdsgenoten, sociale- emotionele ontwikkeling in de schoolleeftijd.
[2] Ontwikkelingspsychologie, 2005, Robert S. Feldman, Uitgeverij Pearson Education Benelux, Deel 3 blz. 296, De sociale ontwikkeling en persoonlijkheidsontwikkeling in de peuter en kleutertijd, Deel 4 blz. 390, De sociale ontwikkeling en persoonlijkheidsontwikkeling in de schooltijd
[3] Begeleiden van ontwikkeling in theorie en onderwijspraktijk, , Drs. C. Dietvorst,  Drs. R. van Velthoven, 1997,Uitgeverij  Samsom H.D. Tjeenk Willink, Alphen aan de Rijn.Hoofdstuk 5 blz. 273, het leven begint bij vier.
[5] http://www.sociaalemotioneel.nl/werkenaan/00003/00005/


Ontwikkelingslijn: cognitieve ontwikkeling
Gebieden taal en rekenen:

Nederlands
Mondeling onderwijs
Kerndoel 1:


Kerndoel 2:


Kerndoel 3:


Schriftelijk onderwijs
Kerndoel 4:




Kerndoel 5:
Kerndoel 6:


Kerndoel 7:


Kerndoel 8:

Kerndoel 9:

Taalbeschouwing, waaronder strategieën
Kerndoel 10:

Kerndoel 11:



Kerndoel 12:


Rekenen/wiskunde
Wiskundig inzicht en handelen:
Kerndoel 23:




Kerndoel 24:


Kerndoel 25:

Getallen en bewerkingen
Kerndoel 26:




Kerndoel 27:


Kerndoel 28:

Kerndoelen 29, 30 en 31:
Deze doelen gelden nog niet voor de groepen 1 t/m 4.


Meten en Meetkunde
Kerndoel 32:


Kerndoel 33:



 
Het OVM volgt de kinderen op het sociaal – emotionele en cognitief gebied. Op cognitief gebied kan je zien in het OVM hoe een kind zijn kennis verwerft, verwerkt, opslaat en kan toepassen in zijn te maken werk. De leerkracht houdt nauwkeurig bij hoe de leerling werkt, zelfstandig of met hulp. Zo ziet de leerkracht hoe de leerling werkt. Ook de scores en resultaten van het gemaakte werkt worden door de leerkracht bijgehouden in het OVM. De leerkracht zijn of haar onderwijs aanpassen aan het niveau van de leerling, omdat de leerkracht de ontwikkeling nauwkeurig kan bijhouden.
Ook op sociaal vlak kan de leerkracht in het OVM zien, hoe een leerling zich moet ontwikkelen. De doelen staan duidelijk beschreven in het OVM. De leerkracht kan zien of de leerling zich sociaal ontwikkelt door te observeren of de leerling dat gewenste gedrag vertoond. In deze leeftijdsfase leren de kinderen nog veel van imitatie en door samenspel. Valt een kind sociaal uit dan moet de leerkracht gaan handelen.
De sociaal – emotionele en cognitieve ontwikkelingslijn lopen niet bij alle kinderen gelijk, maar door middel van het OVM kan je de kinderen individueel volgen, begeleiden en stimuleren. Als leerkracht kun je activiteiten aanbieden die liggen op de zone van de naaste ontwikkeling,  zodat de kinderen zich zo optimaal mogelijk kunnen ontwikkelen.


Ouderavond
Informatie avond voor ouders van ‘De sleutelbos’:
Deze avond staat in het thema van ‘de ontwikkeling in beeld’.  We proberen deze avond de ontwikkeling zo duidelijk mogelijk in beeld te brengen aan de hand van de volgende aandachtspunten.
-          Hoe zorg je ervoor dat het onderwerp alle ouders aanspreekt?We gaan er vanuit dat ouders de ontwikkeling van hun eigen kind(eren) belangrijk vinden. Door de ontwikkeling van de kinderen centraal te stellen, willen we de aandacht van de ouders trekken.
-          Is je doelgroep helder?Ja,de ouders van onze leerlingen van groep 1 tot en met groep 4.
-          Hoe zorg je voor een uitdagende presentatie?In het kader van vernieuwend onderwijs willen we de ouderavond op een interactieve manier inrichten. Zo willen we de ouders een vragenlijstje over hun eigen kind laten invullen om dat vervolgens met elkaar te bespreken. Op deze manier zullen er meerdere activiteiten georganiseerd worden.
-          Hoe zorg je voor een uitnodigend programma?Dit wordt later ingevuld.
-          Hoe zorg je ervoor dat ouders die avond niet willen missen?De ouders zullen een uitnodiging met daarin het programma van de ouderavond ontvangen. Deze brief zullen we op een enthousiaste manier opstellen. Verder zullen we deze avond promoten door affiches in het schoolgebouw te hangen en door een oproep in de weekbrief/schoolkrant te plaatsen.
-          Hoe zorg je ervoor dat ouders actief betrokken worden bij de inhoud van de avond?Van te voren vragen we aan ouders of er specifieke zaken zijn waarvan zij graag uitleg zouden willen hebben. Ook staan we open voor andere ideeën.